KEURLIJN VOORBURGSE SCHILDKROPPER
Te gebruiken naast de NBS standaardbeschrijving
1. Actie (mag ook later worden genoemd( | 6. Tekening |
2. Type en Stand | 7. Oog en -randen, snavel en nagels |
3. Ballon | 8. Conditie |
4. Beenwerk | 9. Opmerkingen |
5. Kleur |
Dan volgt een predicaat.
Handleiding voor de beoordeling:
- ACTIE (zie 7a): MOET aanwezig zijn, levendig en vlot. Dit zoveel mogelijk stimuleren, door er b.v. een doffer of duivin naast te plaatsen, of zelf de vogel stimuleren door de zgn. lokroep.
- TYPE + STAND: middelgroot met opgerichte houding, vrij slank waarbij we rekening dienen te houden met het verschil in schouderbreedte van doffers en duivinnen. Bij overjarige doffers moeten we iets meer schouderbreedte niet bestraffen. Bij duivinnen dienen we erop te letten dat de kleine, veelal actieve types niet worden aangeprezen, omdat hals en beenlengte vaak te kort zijn. Een lichte vleugelkruising is toegestaan.
Bij de juiste opgerichte stand vormen de rugbelijning en de staart een rechte lijn, waarbij de vleugeltoppen op de staart rusten. Een te vlakke- of teveel achterover hellende stand is een ernstige fout. - BALLON: Het streven is een nagenoeg ronde ballon. De grootste omvang moet in het midden (horizontaal gezien) van de ballon liggen. De ballon moet duidelijk zichtbaar zijn afgezet aan de borst, zodat de taille goed uitkomt. Een goed geblazen ballon zal de vleugelbogen bedekken en ook iets uit de nek geblazen worden. Een (te) rechte neklijn is een grote fout! De ballon mag niet worden overblazen, maar dient altijd soepel te zijn.
- BEENWERK: Vrij lang, hoeven niet zeer lang te zijn. Bovenbenen recht met een vloeiende belijning vanuit het lichaam. Ronde belijning en ruwe bevedering van de bovenbenen dient bestraft te worden. De beeninplanting zover mogelijk naar achteren, dit om de stand zo opgericht mogelijk te krijgen. Beeninplanting mag niet te wijd zijn. Een stijve beenstand komt weinig voor, is wel een ernstige fout. De bevedering dient glad te zijn, ook aan de binnenkant. De benen dienen niet te worden geplukt.
- KLEUR: Het algemene kleurpatroon, met goed doorgekleurde schilden, in de erkende kleurslagen en zo egaal mogelijk. Bij gesloten schild mogen geen pigmentspatten zichtbaar zijn, geen roest of schimmel in de banden. Bij de gebanden dienen twee zichtbare banden goed door te lopen. Beste is het gemiddelde kleurpatroon bij de gebanden als uitgangspunt te nemen waarbij lichtere en donkere bij een niet storend totaalbeeld geen probleem mogen zijn.
- TEKENING: Geheel wit, op egaal gekleurd vleugelschild na. Iets kleur achter de benen is toegestaan. De buitenste 7 pennen moeten wit zijn, 2 keer 4 gekleurde duimveren hebben de voorkeur, echter wanneer het schild van buiten af gezien goed doorgekleurd is en de duimveren ontbreken, dan is er zeker een hoog predikaat mogelijk.
- OOG EN RANDEN, SNAVEL EN NAGELS: Oogkleur is donkerbruin met zwarte pupil. Oogranden smal en fijn, zo licht mogelijk, vurige oogranden zijn foutief. De SNAVEL dient altijd zonder aanslag te zijn, een vlekje leidt tot minimaal 1 punt aftrek, evenals gekleurde nagels.
ACTIE zie 1. - CONDITIE: Moet altijd aanwezig zijn, zowel lichaams- als showconditie. In principe er niets opbrengen of afhalen.